Toelichting bij de financiële toestand (M2)
Het schema M2 is één van de schema's die verlengd diende te worden om de financiële consequenties van ten minste drie boekjaren te kunnen tonen. Dit schema geeft een zeer beknopt overzicht weer van de financiële toestand van onze gemeente over de periode 2020-2026.
Het beschikbaar budgettair resultaat (gemeente + OCMW) is het totaal van de liquide middelen nadat alle schulden zijn betaald en alle vorderingen zijn ontvangen op het einde van het jaar. Dit bedrag dient verplicht jaarlijks positief te zijn, en is dat ook nog steeds zo bij deze zevende aanpassing van het meerjarenplan 2020-2026. In 2023 bedraagt het beschikbaar budgettair resultaat 6.239.900 euro, en evolueert naar 100.654 euro in 2025 en 100.110 euro in 2026.
De autofinancieringsmarge (gemeente + OCMW) wordt berekend door de netto periodieke leningsuitgaven af te trekken van het exploitatieresultaat exclusief de kosten van de schulden. Deze moet enkel positief zijn op het einde van de planningsperiode, in dit geval ook nog steeds op het einde van 2025, en is dat ook nog zo bij deze zevende aanpassing van meerjarenplan 2020-2025. In 2023 bedraagt de autofinancieringsmarge 5.319.856 euro, en evolueert naar 3.306.694 euro in 2025. De autofinancieringsmarge is opnieuw gestegen t.o.v. de vorige aanpassing. Dit is voornamelijk te verklaren door de stijgende exploitatie-ontvangsten, omwille van de herramingen in de aanvullende personenbelasting en de opcentiemen onroerende voorheffing, ondanks de stijgende werkingskosten zoals onder andere de lonen. De kosten van de schulden nemen ook iets af en worden verder doorgeschoven naar 2024, 2025 en 2026. In deze jaren zit immers ook de piek wat investeringen betreft met in 2024 en in 2025 een raming van respectievelijk 13,9 mio en 20,45 mio euro aan investeringen (excl. “Licht als dienst”). Ook in 2026 zal de autofinancieringsmarge meer dan positief blijven.
De gecorrigeerde autofinancieringsmarge (gemeente + OCMW) houdt rekening met jaarlijkse aflossingen, ook bij alternatieve financieringsvormen, zodat zichtbaar wordt of de leninglasten al dan niet worden doorgeschoven naar een periode ná de planningsperiode. Als de autofinancieringsmarge kleiner is dan de gecorrigeerde autofinancieringsmarge is er geen probleem. In het geval de autofinancieringsmarge (veel) groter is dan de gecorrigeerde, zou dit er op kunnen wijzen dat een bestuur de leningslasten doorschuift naar een volgende legislatuur of generatie en is er mogelijk sprake van een fictief structureel evenwicht. In alle jaren (behalve 2026) van dit aangepast meerjarenplan is de autofinancieringsmarge kleiner dan de gecorrigeerde autofinancieringsmarge en is er dus geen probleem. Aangezien de berekening van de gecorrigeerde autofinancieringsmarge rekening houdt met gecorrigeerde aflossingen aan 8% van de totale openstaande schuld, en ons bestuur in dit meerjarenplan bijna alle oude leningen aflost, de laatste jaren geen nieuwe leningen meer heeft aangegaan, en nu op het einde van dit meerjarenplan wel heel wat nieuwe leningen zal aangaan (met het grootste aandeel in 2025) waarbij in het begin (vanaf 2026) vooral intresten worden afgelost en de intrestvoeten opnieuw aan het stijgen zijn, is dit een logische verklaring. Er werden geen bulletleningen of andere gelijkaardige constructies gebruikt bij het inschrijven van de nieuwe leningen.